Een patiënt krijgt individuele zorg en ondersteuning. Hij verblijft op een afdeling met maximaal 11 anderen. Dit is niet alleen een woonplek, maar ook een behandelgroep. Een leefmilieu waarin patiënten leren omgaan met zichzelf en anderen.
De groepsindeling is zoveel mogelijk op basis van de (forensische) zorgtitel of verblijfsstatus. Op de groep is sprake van een supportief milieu. Een affectieve, neutrale bejegening die ondersteunt en uitnodigt. Een sociotherapeut is responsief. Zij luistert actief naar de patiënt en gaat concreet in op de onder woorden gebrachte gevoelens en gedachten. Dit werkt ik-versterkend bij de patiënt.
Op de afdeling leert een patiënt:
- structuur te bieden aan zijn dagelijks leven
- samen te leven met anderen
- te leven met een beperking
- zijn kwaliteiten ontdekken
Iedere patiënt heeft een persoonlijk begeleider bij wie hij terecht kan voor vragen en advies. De begeleider werkt met het cultureel interview. Hij staat stil bij de culturele en persoonlijke achtergronden van de patiënt. Daarmee krijgt hij een beter beeld van iemands situatie. Dat verbetert uiteindelijk de relatie tussen patiënt en begeleiding. In andere culturen wordt soms anders omgegaan met psychische klachten. De begeleiding maakt ook veel gebruik van tolken.
Verder is het signaleringsplan een belangrijk onderdeel in de behandeling. Hierin staat wat vroege signalen zijn van een ontregeling, hoe een patiënt zelf of mensen om hem heen dit kunnen herkennen en wat er gedaan kan worden.
De behandeling verloopt doelgericht aan de hand van een individueel behandelplan en verschillende disciplinedeelplannen. Daarin staan leerdoelen voor de korte en lange termijn.